Wolfgang PETERSEN, 2004,
163 min.
Productie en regie: Wolfgang Petersen; scenario: David Benioff; muziek: James Horner.
Cast: Brad Pitt (Achilles); Eric Bana (Hector); Orlando Bloom (Paris); Diane Kruger (Helena); Brian Cox (Agamemnon); Brendan Gleeson (Menelaus); Sean Bean (Odysseus); Peter O’Toole (Priamus); Rose Byrne (Briseïs).
Wolfgang Petersen serveert zijn publiek in de eerste plaats een spektakelfilm en haalt zijn inspiratie hiervoor vooral uit Homerus’ Ilias en Vergilius’ Aeneïs. Het genre van de spektakelfilm volgt zijn eigen regels en men hoeft daarom niet zwaar te tillen aan pseudo-historisering (de echte geschiedenis van Troje blijft ongrijpbaar) en de onvermijdelijke anachronismen (munten, ijzeren / stalen wapens, het gebruik van paarden en wagens, schepen, cynisch atheïsme...). Als het verlies van tijdsbesef bij de kijker als maatstaf mag gelden voor de kwaliteit van het spektakel, dan is Troy zeker een goede film. Indrukwekkende decors met zin voor detail in beeld gebracht en grootse actie-scènes verbluffen de kijker, maar men mist daarbij een epische muziek die de vergelijking kan doorstaan met de composities die Gladiator of Lord of the Rings dragen. Dat verkleint de emotionele impact van het vertoonde.
De plot dankt heel veel aan Homerus’ Troje-epos: zo de focus op Achilles, de twist Achilles-Agamemnon, de wrok van Achilles, het duel Menelaus-Paris, de dood van Patroclus, de wraak van Achilles, de dood van Hector, de teruggave van Hectors lijk na de smeekbede van de oude koning Priamus tot Achilles, de plechtige begrafenis van Hector.
Homerus’ monumentale epos dwong de scenarist tot samenvatten. Als goede vondst in dat verband onthouden we de figuur van Briseïs. Natuurlijk blijft zij het meisje van Achilles, zijn aandeel in de krijgsbuit dat door Agamemnon wordt opgeeïst. Maar tegelijk is zij ook Chryseïs (in dienst van Apollo), Cassandra (voorziet de toekomst) en Polyxena (de dochter van Priamus op wie Achilles verliefd werd). Minder gelukkig is de klaarblijkelijke condensatie van het oorlogsgebeuren: de oorlog van tien jaar heeft meer van een blitzkrieg die in minder dan een maand beslecht lijkt te worden. Kan dat dan nog een oorlog worden die aan zijn deelnemers een roem schenkt over duizenden jaren?
De complete eliminatie van goden in een actieve rol vereenvoudigt de plot, maar banaliseert ze helaas ook. De Griekse mythen zijn als verhalen nooit beter geworden door rationalisatie of historisering. Bovendien verklaart Homerus via het ingrijpen van de goden onverwachte en onvoorspelbare reacties, of de complexiteit van zijn personages. Samen met de goden verdween uit het scenario ook de levensechte complexiteit van de helden: Homerus’ Agamemnon is bijvoorbeeld niet compleet zwart, zijn Hector niet smetteloos wit.
De demonisering van de Grieken (de casting van Agamemnon en Menelaus alleen reeds spreekt hier voor zich) en de verheerlijking van de Trojanen werden allicht in de hand gewerkt door de Aeneïs, het Romeinse, politiek-ideologische epos van Vergilius. Het is alvast heel duidelijk dat Petersen de avonturen van Aeneas als sequel op Troy in reserve houdt: de vlucht van Aeneas cum suis zet alvast in bij de inname van Troje en Paris krijgt zelfs nog even de tijd om hem met het ‘zwaard van Troje’ (een seculier substituut voor de Penates) symbolisch de macht over de vluchtende Trojanen toe te vertrouwen.
Troy gaat door op het élan van de nieuwe generatie peplumfilms die in het spoor van Gladiator (Ridley Scott, 2000) worden uitgebracht. Het is zonder twijfel een betere productie, maar eerder een film met sterke scènes dan een sterke film. Interessant als filmisch Nachleben van antieke literatuur, maar geen beklijvend meesterwerk.
Jaak Peersman
16 mei 2004