Benoem de aangeduide zinsdelen. Gebruik daarvoor de volgende afkortingen:

persoonsvorm: pv
werkwoordelijk gezegde: wwg
deel van het werkwoordelijk gezegde: deel wwg
onderwerp: o
naamwoordelijk gezegde: nwg
naamwoordelijk deel van het gezegde: nwd
lijdend voorwerp: lv
meewerkend voorwerp: mv
voorzetselvoorwerp: vzv
bijwoordelijke bepaling: bwb

1. De films zullen het komende jaar op tv te zien zijn en in de bioscoop rouleren.
het komende jaar:
op tv:
te zien zijn:
2. Maar onweer is wel een van de gevaarlijkste weersoorten die in ons land voorkomen.
onweer:
een van de gevaarlijkste weersoorten die in ons land voorkomen:
3. Ik heb nog nooit veel belang gehecht aan merkkledij.
nooit:
aan merkkledij:
4. Meisjes groeien gemiddeld het hardst rond het twaalfde jaar.
meisjes:
groeien:
het hardst:
rond het twaalfde jaar:
5. Of geniet in je eigen thuisbioscoop van de dvd-tip van de week.
in je eigen thuisbioscoop:
van de dvd-tip van de week:
6. De dokter schreef me tijdens het huisbezoek een week ziekteverlof voor.
me:
een week ziekteverlof:
voor:
7. Wil u uw huwelijksnacht doorbrengen onder de palmen van een onbewoond eiland?
uw huwelijksnacht:
wil doorbrengen:
onder de palmen van een onbewoond eiland:
8. Tussendoor zijn er toch mooie opklaringen, zodat het nog 7° wordt.
tussendoor:
mooie opklaringen:
9. Al sinds 1960 werd door docenten gewezen op de wenselijkheid van een praktisch spraakkunstboek.
al sinds 1960:
werd:
op de wenselijkheid van een praktisch spraakkunstboek:
10. In het huisje zat een stokoud vrouwtje en dat was de grootmoeder van de duivel.
in het huisje:
zat:
een stokoud vrouwtje:
de grootmoeder van de duivel: