Taalfouten deel 1: Enkel van 1 tot 10 (Koen Van Cauwenberge)
Gapfill oefening
Vul in de gaten een cijfer 1 van 10. Wacht op de leerkracht om op Check te drukken.
Kies voor deze oefening enkel uit de volgende mogelijke taalfouten:
1 = De verbuiging van adjectieven:
Een adjectief krijgt steeds de uitgang -e- als een de-woord of een meervoud volgt zoals in 'de mooie vrouw' / 'mooie vrouwen'. Een adjectief krijgt geen uitgang -e- als een het-woord in het enkelvoud volgt (bv. een groot paard) tenzij als er een bezittelijk voornaamwoord of een genitiefbepaling of het bepalend lidwoord 'het' of een aanwijzend voornaamwoord voorafgaan. Denk bijvoorbeeld aan 'ons / het / dat / Jans mooie huis'.
2 = Betrekkelijke voornaamwoorden
Gebruik het juiste betrekkelijke voornaamwoord. Naar een het-woord als antecedent verwijs je met dat en naar een antecedent in het meervoud verwijs je met die. Bv. Het meisje dat ik gisteren zag, was nieuw op school.
3 = Congruentiefouten:
Het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp moet met dat van het werkwoord overeenkomen. Bv. Softdrugs moet / moeten verboden worden.
4 = Contaminatie is het vermengen van twee woorden of uitdrukkingen. Bv. neuturaliseren is een contaminatie van naturaliseren en neutraliseren.
5 = Gebruik geen dialect.
Dialect is een variant van het Nederlands die streekgebonden is. Voorbeelden van dialect zijn bijvoorbeeld 'op zijn eigen' in plaats van 'op zichzelf'; 'camion' in plaats van 'vrachtwagen', enzovoort.
6 = Elliptische zinnen:
Een zin is elliptisch wanneer die onvolledig is doordat bijvoorbeeld een persoonsvorm of het onderwerp ontbreekt. Bv. Nergens binnenmogen vanwege je huidskleur.
7 = Getallen:
Getallen van één tot en met twaalf schrijf je steeds voluit in een tekst, tenzij in een combinatie met een maateenheid (bv. 60 km, 6u.). Begin zeker nooit een zin met een cijfer dat niet voluit geschreven is.
8 = Storende herhalingen getuigen vaak van taalarmoede. Vermijd herhalingen door verwijswoorden te gebruiken of door synoniemen te gebruiken.
9 = Leestekens:
Tussen de persoonsvormen van de bijzin en de hoofdzin plaats je een komma. Bv. Toen hij thuiskwam, vond hij de brief.
10 = Nevenschikkende voegwoorden:
Voegwoorden zoals en, of(wel), maar, want, enz. maken van twee zinnen één zin. Wie met een voegwoord toch een gewone zin opent, maakt een stilistische fout. Zoiets kan enkel in spreektaal of in literaire teksten en niet in schrijftaal. Bv. Zij blijft thuis want ze is ziek. (Dus niet: Ze blijft thuis. Want ze is ziek.)
(1.) De eerste persoon die we geïnterviewd hebben is Caitlin Lansssens, een zeer goede vriendin van Kathleen.
Taalfout:
(2.) Even had ze nog overwogen om naar Kaapstad te gaan, maar wegens de onveiligheid daar werd deze optie al snel van de kaart geveegd.
Taalfout:
(3.) Deze mensen brachten ons tot nadenken. Want alles is mogelijk in het leven.
Taalfout:
(4.) Ze had 1 groot doel: licentiaat of regentaat sport.
Taalfout:
(5.) Het liefste ook een jongen en een meisje en ook geen tweeling. Er mag een klein leeftijdsverschil zijn.
Taalfout:
(6.) Als kind was het zijn droom om profvoetballer te worden, zoals alle jongens. Maar behalve die droom wou hij ook al vanaf zijn zes jaar wiskundige worden.
Taalfout:
(7.) Een droom die hij nog steeds heeft is zoveel mogelijk uitdagingen aan te gaan.
Taalfout:
(8.) En het wachten werd beloond.
Taalfout
(9.) Het enige wat hij niet zelf heeft gemaakt is de boeg.
Taalfout:
(10.) Geboren op 14 februari 1926 in Lebbeke, geen broers of zussen en getrouwd.
Taalfout:
Check
OK