Geef de taalfout uit de volgende zin: Ik heb veel geleerd, zoals klasgenoten die ik beter heb leren kennen. We hebben ook onze klastitularis op een andere manier leren kennen.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Wat ik heb bijgeleerd is dat je mensen automatisch op hun uiterlijk beoordeelt.
Foutieve werkwoordsvorm in de zin.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Maar het was een heel leuk initiatief en het was goed gedaan.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Ook het voor 4-uurtje en alle drank tussendoor moesten we extra betalen.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Ik vind de uitdaging op zich heel tof om te doen, maar de uitdaging mocht voor mij langer duren.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Ik had wel verwacht dat we zouden gewaarschuwd worden om een trekkersrugzak mee te nemen.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Voor de rest vind ik niet dat er iets slecht is.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Deze duurden tot ongeveer halverwege de middag.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: Ook mistte ik 1 activiteit: de death ride.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).
Geef de taalfout uit de volgende zin: En over de afwasmuziek van Patrick De Smet zwijgen we nog.
Vermijd constructies met "zijn" en kies voor actieve werkwoorden. Bv. NIET Er is een escalatie van het conflict aan de gang. WEL Het conflict escaleert.
Begin nooit een zin met een nevenschikkend voegwoord zoals Maar, Want of En.
Bij meer dan één werkwoord moet het voltooid deelwoord in de werkwoordelijke eindgroep in een ondergeschikte bijzin ofwel helemaal achteraan staan ofwel helemaal vooraan. Bv. WEL Ik wist niet dat zij het eten zouden hebben gebracht. / Ik wist niet dat zij het eten gebracht zouden hebben. NIET: Ik wist niet dat zij het eten zouden gebracht hebben.
Gebruik de verwijzende voornaamwoorden correct. - Met die / dat verwijs je terug naar iets dat je al gezegd hebt. Bv. Dat heb ik al eerder gezegd. - Met deze / dit verwijs je vooruit naar iets dat je nog moet zeggen. Bv. Dit zijn de mogelijkheden: verliezen of winnen.
Wissel je woordenschat af. Anders krijg je storende herhalingen. Vermijd ook nietszeggende woorden zoals dingen en doen.
Leestekens: Plaats tussen de pv van de bijzin en de hoofdzin steeds een komma.
Na (n)iets krijgt een adjectief een -s.
Cijfers kleiner dan 12 moet je voluit schrijven (altijd zo in het begin van een zin).