Vul in met 'die' of 'dat'.

1. Het gezelschapsspel ik het liefste speel, is Monopoly.
2. Monaco, het kleine vorstendommetje tussen Frankrijk en Spanje ligt, heeft een nieuwe vorst.
3. Het kindje in de bioscoop naast mij zat, heeft bij elke spannende scène gehuild.
4. Ze heeft zich jarenlang geschaamd over een relatie op de klippen liep.
5. Mijn grootmoeder wil niet naar een rusthuis gaan al te modern ingericht is.
6. Het zwaarst om dragen is die bestaansonzekerheid, elk jaar weer de kop opsteekt.
7. Ik heb met veel interesse een debat gevolgd op televisie uitgezonden werd.
8. Rome is de gezelligste hoofdstad ik al ooit gezien heb.
9. Mijn buurvrouw ik een jonge vrouw lang gevochten heeft tegen haar ziekte.
10. Het boek gaat over een meisje net ruzie gehad heeft met haar vriend.
11. De glitterjurk de steractice tijdens de première droeg, was achteraan helemaal gescheurd.
12. IJsberen zijn dieren alleen op de Noordpool leven.
13. Mijn allereerste schaatstoernooi, ik grandioos verloren heb, zal ik nooit meer vergeten.
14. Het meisje werkte heel lang aan een sinterklaasgedicht ze 's avonds in haar schoen stopte.
15. De films ik het liefste zie, heb ik thuis op video.


Copyright 2005: Project X 2002 All rights reserved. Klik hier voor meer oefeningen.