Latijnse en Griekse elementen in het Nederlands: Deel 1 (Koen Van Cauwenberge)

Multiple-choice oefening

Kies het juiste antwoord bij elke vraag.

1 / 20
  1. Duid telkens aan wat de (of de stam ervan) onderstreepte woorddelen betekenen in het Latijn of het Grieks.

    homoniem; homoseksueel; homogeen

    1.   niet, on-
    2.   tegen
    3.   zelf, alleen
    4.   twee, met twee
    5.   leven
    6.   in het midden, midden, middelste
    7.   tijd
    8.   samen
    9.   doorheen
    10.   huishouden
    11.   uit, weg van, (voormalig)
    12.   goed
    13.   angst
    14.   geluid
    15.   licht
    16.   schrijven
    17.   hetzelfde
    18.   verschillend
    19.   heel erg, super
    20.   tussen