Semantiek

door Koen Van Cauwenberge

 

Semantiek is de studie van woorden en hun betekenis.

Oefeningen op naamgeving en betekenisevolutie: (lees zeker hieronder eerst de theorie!)

  1. Oefening1 op woordvorming
  2. Oefening 2 op woordvorming
  3. Oefening 1 op betekenisevolutie
  4. Oefening 2 op betekenisevolutie

 

A Naamgeving

Welk verband bestaat er tussen woorden en hun betekenis of dat waarnaar ze in werkelijkheid verwijzen?  Hoe zijn woorden ontstaan?  Dat zijn vragen voor de studie van de naamgeving.  Bij etymologie stelt de taalkundige zich daarentegen de vraag van welke andere woorden een bepaald woord afgeleid is.

Er zijn vijf mogelijke principes in de naamgeving:

1 Klanknabootsing of onomatopee: een woord verwijst naar iets uit de werkelijkheid door de klank ervan na te bootsen.

b.v. koekoek: geluid voor het dier

 

2 Metafoor: een vergelijking zonder "als"

b.v. een ezel voor iemand die dom is

 

3 Metonymie: een kenmerk verwijst naar het geheel.

3.1 een opvallende eigenschap om naar het geheel te verwijzen

b.v. een zot

3.2 de stof waaruit iets gemaakt is in plaats van het geheel

b.v een kurk

3.3 een deel voor het geheel of een pars pro toto

b.v. een kaalkop

3.4 de plaats van herkomst in plaats van het geheel

b.v. perkament: oorspronkelijk van Pergamon

3.5 een eponiem: een persoon gaf zijn naam aan een nieuw woord

b.v. Lord Sandwich liet de eerste sandwich door zijn kok maken.

3.6 maker in plaats van het gemaakte

b.v. een Picasso

3.7 een plaats of instantie in plaats van het geheel

b.v. de Guimardstraat

3.8 een activiteit in plaats van de uitvoerders

b.v. de regering

3.9 de aanvangswoorden of -letters voor het geheel

b.v. het ABC

 

4 Ontleningen uit andere talen

Het Nederlands kan op vier verschillende manieren  aan een andere taal ontlenen:

4.1 vreemde woorden: zijn nog niet vernederlandst

b.v. een mountainbike

4.2 bastaardwoorden: zijn gedeeltelijk vernederlandst

b.v. een prostituee (zonder <é>)

4.3 geïntegreerde leenwoorden of ontlening: worden niet meer als vreemde woorden aangevoeld

b.v. een muur komt van murus (Latijn)

4.4 barbarisme: een vreemd woord wordt ten onrechte van een goed Nederlands woord gebruikt

b.v. schrik hebben komt van avoir peur (Frans) en is een Gallicisme

4.5 purisme: onterecht een Nederlands alternatief maken voor een vreemd woord uit angst voor vreemde talen.
b.v. duimspijker i.p.v. punaise

 

5 Neologisme: een woord dat nieuw gemaakt is op basis van bestaande woorden

5.1 Met Latijnse of Griekse elementen

b.v. bioscoop van bios (leven in het Grieks) en scopein (kijken in het Grieks)

5.2 Samenstellingen en afleidingen

5.2.1 Samenstelling: een woord bestaat uit twee of meer woorden die elk zelfstandig kunnen voorkomen

b.v. diepvriezen van diep en vriezen

5.2.2 Afleiding: een woord bestaat uit een zelfstandig woord en een voor-, achter- of tussenvoegsel

b.v. bemesten van be- en mesten

5.2.3 Samenstellende afleiding: is een afleiding van een samenstelling die op zichzelf niet voorkomt. 

b.v. een tweedekker

5.3 Portemanteau: Uit delen van twee bestaande woorden wordt een nieuw woord samengetrokken.  Dit procédé is vooral in het Engels zeer populair.

bv. de Chunnel komt van channel en tunnel

Indien onterecht contaminatie

bv. afprinten van afdrukken en printen

5.4 Acroniemen: door woorden af te korten nieuwe woorden maken

Er bestaan drie soorten acroniemen en zijn dankzij het chatten en het SMSen in opmars:

(1) INITIAALWOORDEN bestaan uit de initialen (beginletters) van twee of meer woorden of woorddelen, waarbij uitsluitend de namen van de letters worden uitgesproken.

bv. VRT

(2) LETTERWOORDEN bestaan uit initialen van afgekorte woorden, die tezamen als één nieuw woord worden uitgesproken.

bv. SABENA

(3) LETTERGREEPWOORDEN bestaan uit de eerste lettergreep van afgekorte woorden.

bv. HORECA

(4) AFKO is een woord dat ontstaat uit een bestaand woord waarvan alleen het eerste stuk wordt bewaard. Soms wordt aan dat nieuwe woord ook een -o toegevoegd.
b.v. bieb (i.p.v. bibliotheek)
b.v. frustro (iemand die gefrustreerd is)

 

OEFENINGEN: Zorg er zeker voor dat je de bovenstaande theorie eerst al eens goed gelezen hebt, want anders heeft het weinig zin om aan de oefeningen te beginnen!!!

  1. Oefening1 op woordvorming
  2. Oefening 2 op woordvorming

 

B Betekeniswijziging

De betekenis van een woord kan doorheen de tijd veranderen.  De volgende betekeniswijzigingen zijn onder andere  mogelijk:

1. Betekenisverschuiving: de kernbetekenis van een woord raakt op de achtergrond en een vroegere randbetekenis wordt de grondbetekenis van een woord.

b.v. een pen was oorsprongelijk een vogelveer, maar nu denken we vooral aan iets om mee te schrijven

 

2. Betekenisverruiming: Een woord krijgt een ruimere betekenis dan voordien.

b.v. een groente was oorspronkelijk enkel een soort groen moeskruid

 

3. Betekenisverenging: Een woord krijgt een beperktere betekenis.

b.v. onweer was oorspronkelijk al soorten slecht weer

 

4. Betekenisverdichting: Een afzonderlijk woord krijgt de betekenis van de hele oorspronkelijke samenstelling.

b.v. centrale i.p.v. elektriciteitscentrale

 

5. Pejorisatie: Een woord krijgt een slechtere gevoelswaarde.

b.v. onnozel betekende oorspronkelijk onschuldig

 

6. Meliorisatie: Een woord krijgt een betere gevoelswaarde.

b.v. slank betekende oorspronkelijk mager

 

OEFENINGEN: Zorg er zeker opnieuw voor dat je de bovenstaande theorie eerst al eens goed gelezen hebt, want anders heeft het weinig zin om de oefening te maken!!!

  1. Oefening 1 op betekenisevolutie
  2. Oefening 2 op betekenisevolutie

 

Last update 13.10.2016
Copyright 2016 Koen Van Cauwenberge All Rights Reserved