Vul de gaten in en druk dan op 'check' om je antwoorden te controleren.
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de onvoltooid verleden tijd.De storm (verwoesten) de stad. Lies (schrikken) hevig. Ze (bloeden) dan ook erg. We (vrezen) het ergste. De jongens (stichten) een club. Wie (ontvreemden) mijn fiets? Hij (verbeelden) zich veel. Jochen (poetsen) zijn schoenen. Moeder (verbreden) het tuinpad. Ze (schelden) mij uit. We (besteden) er veel tijd aan. Bedroefd (meedelen) de man het nieuws mee. De kranten (verschijnen) niet. De kat (verorberen) het vlees. De bombardementen (verwoesten) de stad. Het bedrijf (lozen) afval in de rivier. Verschrikt (terugdeinzen) we . Hij (veinzen) ons niet te zien. De kok (bereiden) heerlijke gerechten. Op het nippertje (ontsnappen) hij aan de aanslag.