FONETIEK EN FONOLOGIE

1 WAT IS FONETIEK EN FONOLOGIE?

Wie spreekt, maakt geluid. Geluid is trillingen of golven in de lucht die we met onze trommelvliezen waarnemen.

1.1 Fonetiek

Fonetiek bestudeert alle spraakklanken, zoals bijvoorbeeld de Franse huig [R] en de rollende [r]. Ze bestudeert het volgende van iedere spraakklank.

1.2 Fonologie

Fonologie bestudeert enkel de fonemen of spraakklanken die betekenisonderscheidend zijn. Dat wil zeggen dat als je de klank verandert in minimaal één woord, er een nieuw woord met een andere betekenis zal ontstaan. Een voorbeeld hiervan zijn de /t/ en de /s/ in /tap/ en /sap/. Wanneer je de /l/ in <lap> verandert in een /r/ dan verandert de woorbetekenis van het oorspronkelijke woord.

 

2 ARTICULATIE

Om verschillende klanken tot stand te brengen moet de spreker articuleren. Alles wat een spreker moet doen om een klank correct uit te spreken, draagt bij tot de articulatie of de productie van een klank De manier waarop klanken geproduceerd worden, wordt bestudeerd in de fonetiek. 

OEFENING: Om te begrijpen hoe iedere klank precies uitgesproken wordt, moet je uiteraard eerst de onderdelen van het mechaniek kennen.  In de volgende oefening moet je de onderdelen benoemen van een doorsnede van het hoofd.  Al deze onderdelen spelen een rol bij de articulatie.

 

3 DE ARTICULATIE VAN MEDEKLINKERS

De medeklinkers kunnen we in groepen verdelen volgens de plaats van articulatie en de manier van articulatie.

3.1 Articulatieplaats

Medeklinkers verschillen van elkaar volgens de articulatieplaats.

3.1.1 bilabialen: beide lippen belemmeren de uitgaande lucht.
3.1.2 labiodentalen: de onderlip raakt de boventanden als de lucht ontsnapt.
3.1.3 alveolairen: de tong raakt het bovenste tandvlees als de luchtstroom passeert.
3.1.4 palatalen: de tong staat tegen het harde gehemelte vooraan in de omnd als de lucht ontsnapt. 
3.1.5 velairen: de tong raakt het zachte gedeelte van het verhemelte als de lucht ontsnapt. Als je met een vinger duwt op je zacht gehemelte, krijg je braakneigingen.
3.1.6 uvulairen: de huig belemmert de luchtstroom.  Je voelt die trillen in je keel bij zulke klanken.
3.1.7 glottaal: de stemspleet houdt de luchtstroom tegen.  Bij glottalen gebruik je noch de tong noch de huig.
 

OEFENINGEN: Lees zeker eerst de bovenstaande theorie voordat je aan de oefeningen begint!

 

3.2 Articulatiewijze

Medeklinkers verschillen ook van elkaar door hun articulatiewijze. De luchtstroom kan op verschillende manieren tegengehouden worden.

3.2.1 (ex)plosieven of occlusieven: de luchtstroom is een korte tijd onderbroken en ontsnapt dan met een kleine explosie.  Je hoort een klein plofje.
3.2.2 spiranten of fricatieven: de luchtstroom ontmoet een vernauwing.  Je hoort een schurend geluid.
3.2.3 nasalen: de mondholte wordt afgesloten en de lucht ontsnapt via de neus.  Nasalen zijn een groot probleem als je verkouden bent en je neus verstopt is.  Als je met een dichtgeknepen neus een nasaal probeert uit te spreken, krijg je het gevoel dat je gaat stikken.
3.2.4 glijders of liquiden: er bestaan twee soorten.  Deze klanken kun je onmogelijk uitspreken, als je je tong probeert stil te houden.

3.2.4.1 lateralen: de lucht ontsnapt aan de zijkant van de tong.
3.2.4.2 trilklanken: de luchtstroom wordt enkele keren onderbroken.  Je voelt de klank echt trillen.

3.2.5 semi-vocalen: hebben dezelfde articulatie als bepaalde klinkers maar met een vernauwde luchtstroom.  In het Nederlands zijn de semi-vocalen verwant met de <oe> en de <i>.

OEFENINGEN: Lees zeker eerst de bovenstaande theorie voordat je aan de oefeningen begint!

 

Medeklinkers verschillen ook van elkaar door al dan niet stemhebbend te zijn. Bij stemhebbende klanken trillen de stembanden en bij stemloze niet. Het trillen van de stembanden kun je bij jezelf voelen.

Back to the homepage